Test je kennis W5

Beantwoord de volgende vragen:

1. Hoe signaleer je onvoorziene- en crisissituaties?
2. Hoe observeer je de cliënt systematisch als er signalen zijn van dreigende agressie?
3. Op welke (non)verbale signalen ben je alert?
4. Wat zijn signalen van dreigende agressie?
5. Wat zijn signalen van gevaar?
6. Welke stappen onderneem je als je iets gesignaleerd hebt?
7. Hoe schakel je andere disciplines in bij een onvoorziene situatie?
8. Hoe houd je de veiligheid van jezelf en je collega’s in de gaten?
9. Hoe weet je wat jouw grenzen zijn?
10. Hoe geef je jouw grenzen aan?
11. Wat is ‘tijdig’ je grenzen aangeven bij onredelijke reacties en/of ongewenst gedrag van de cliënt?
12. Waar let je op als je de veiligheid van de groep in de gaten houdt?
13. Waar let je op als je de veiligheid van de collega’s in de gaten houdt?
14. Wat is preventie?
15. Welke preventieve acties kun je uitvoeren gericht op het voorkomen van crisissituaties en verdere escalatie?
16. Welke preventieve acties kun je uitvoeren gericht op het voorkomen van brand?
17. Wat kan je doen om een crisissituatie voorkomen?
18. Hoe pas je kennis van conflicthantering en crisisinterventie toe in de praktijk?
19. Welke weerstandspatronen zijn er en hoe ga je hiermee om?
20. Wat is een risicotaxatie?
21. Hoe voer je een risicotaxatie uit?
22. Wat is een risicoanalyse? (niveau 4)
23. Hoe stel je een risicoanalyse op? (niveau 4)
24. Wat betrek je in je overwegingen bij het inschatten van gevaar voor de cliënt, jouzelf en anderen tijdens calamiteiten?
25. Wat is er nodig om tijdig gevaar voor de cliënt, de groep, collega’s en jouzelf in te kunnen schatten bij calamiteiten?
26. Hoe bespreek je gevaar voor de cliënt, de groep, collega’s en/of jezelf in het multidisciplinair overleg? (AMGGZ en TB)
27. Hoe evalueer je een onvoorziene- en/of crisissituatie?
28. Met wie evalueer je achteraf een onvoorziene- en/of crisissituatie?
29. Waarom evalueer je achteraf een onvoorziene- en/of crisissituatie?
30. Wat is ‘op constructieve wijze’ achteraf een crisissituatie bespreken?
31. Hoe hanteer je je gevoelens tijdens en na een crisissituatie?
32. Wat doe je met je eigen gevoelens tijdens en na een crisissituatie? 
33. Hoe evalueer je een onvoorziene- en/of crisissituatie?
34. Met wie evalueer je achteraf een onvoorziene- en/of crisissituatie?
35. Waarom evalueer je achteraf een onvoorziene- en/of crisissituatie?
36. Wat is ‘op constructieve wijze’ achteraf een crisissituatie bespreken?
37. Hoe hanteer je je gevoelens tijdens en na een crisissituatie?
38. Wat doe je met je eigen gevoelens tijdens en na een crisissituatie?

Naar boven