Grenzen aangeven

Verdeel de klas over 2 groepen, in een even aantal. Lukt dat niet doet de docent mee. Ga in twee rijen (rij A en B) recht tegenover elkaar staan. Je gaat samenwerken met diegene die recht tegenover je staat.


Opdracht:

  • De studenten in rij A maken oogcontact met de studenten in rij B. De studenten in rij A lopen nu rustig naar de studenten in rij B toe. Als de student in rij B vindt dat hij/zij dichtbij genoeg is zegt hij/zij ‘stop’.
  • Draai de rollen om.
  • De studenten in rij B draaien zich om, zodat ze met de rug naar de studenten in rij A staan. De studenten in rij B lopen nu naar de studenten in rij A. Deze proberen met andere zintuigen dan hun ogen te voelen waar de student uit rij B is. Als zij het idee hebben dat de student dichtbij genoeg is zegt hij/zij ‘stop’.
  • Draai de rollen om.

Beantwoord de volgende vragen:

  1. Hoe vond jij het dat de medestudent op jou af kwam lopen in de eerste ronde?
  2. Kon jij duidelijk een grens ervaren? Zo ja, hoe voelde dat?
  3. Hoe vond jij het dat de medestudent naar jou toe kwam lopen zonder dat je het zag?
  4. Kon jij duidelijk een grens ervaren? Hoe dan?
  5. Hoe dichtbij mag een cliënt komen?
  6. Hoe dichtbij mag een begeleider komen?
  7. Persoonlijke afstand is voor iedereen anders, geldt dat ook voor professionele afstand?
  8. Hoe groot is de professionele afstand?
  9. Wanneer houdt je je niet aan de professionele afstand?

Verwerk je antwoorden in een verslag van een half A4'tje en plaats dat in het portfolio.


Naar boven
/var/www/bib-mz-albeda.learningmatters.nl